De klooftheorie - De achtergrond
De "klooftheorie" werd voor het eerst in 1814 voorgesteld door de Schotse predikant Chalmers. In deze periode begonnen wetenschappers te onderwijzen dat de aarde miljarden jaren oud was. Chalmers reageerde op de wetenschappelijke gemeenschap met de stelling dat er een lang tijdsinterval (een gat of kloof) bestond tussen Genesis 1:1 en Genesis 1:2. Zijn idee kwam ongetwijfeld voort uit goede bedoelingen, maar is geen Schriftuurlijke interpretatie mogelijk die een dergelijke kloof zou impliceren of verdedigen.
De klooftheorie - Uitgangspunt en problemen
De klooftheorie stelt dat de evolutionaire tijdperken (zoals ze door de "moderne wetenschap" gedefinieerd worden) plaatsvonden vóór de zes Bijbelse scheppingsdagen, maar toch deel uitmaakten van Gods scheppende proces. Deze tijdperken werden vervolgens afgesloten met een wereldwijde catastrofale gebeurtenis, gevolgd door een herbevolking van de aarde volgens de aanwijzingen van God in Genesis: "Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’" (Genesis 1:28).
Een probleem van Chalmers interpretatie komt voort uit het Engelse woord dat in die tijd in de King James vertaling van de Bijbel gebruikt werd om het woord voor "bevolken" te vertalen: "replenish". Dat woord betekent min of meer "opnieuw vullen". De betekenis van "replenish" kan vandaag de dag bijvoorbeeld gebruikt worden voor het bijvullen van een glaasje fris in een restaurant, wanneer een halfleeg glas dus "opnieuw gevuld" wordt. Maar het woord "replenish" is sinds de King James vertaling van de Bijbel uit 1611 van betekenis veranderd. Oorspronkelijk werd het Hebreeuwse woord "male" gebruikt en dat betekent gewoonweg "vullen", dus niet opnieuw vullen. Het woord "replenish" kreeg pas de betekenis "opnieuw vullen" toen het in ongeveer 1650 na Christus werd opgenomen in de Engelse taal. Het Hebreeuwse woord voor opnieuw vullen ("iets opnieuw vullen wat eerder al ooit was gevuld") is "sjana". Genesis 1:28 gebruikt het woord "male" in de Hebreeuwse tekst. God gebood Adam dus gewoon om de "aarde te bevolken", niet om de aarde opnieuw te bevolken of opnieuw te vullen.
Het grootste probleem van de klooftheorie is waarschijnlijk dat ze God verantwoordelijk houdt voor de schepping van het kwaad. De theorie impliceert dat God miljarden jaren lang op een wereldwijde schaal dood en verderf gebruikte om in voorhistorische tijden Zijn onbekende doelen te bereiken. De fossielen en de geologische tijdschaal, die door de theorie voor Genesis 1:2 worden geplaatst, zijn een direct getuigenis van dit gebruik van geweld en dood. Maar Paulus schrijft over de manier waarop Christus de laatste vijand - de dood - zal overwinnen: Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood" (1 Korintiërs 15:25-26).
De dood kan dus niet worden gezien als een nuttig hulpmiddel dat God gebruikt zou hebben om de mensheid of de schepping een handje te helpen. Het evolutionisme leert ons dat de dood een onderdeel is van het proces dat door de natuur wordt gebruikt om elke levensvorm voortdurend te verbeteren en om aanpassingen aan de omgeving ("survival of the fittest") door te voeren. Maar de Bijbel leert ons duidelijk dat de dood een gevolg is van de opstand van Satan en de zonde van Adam. De dood werd niet geschapen in een tijdsperiode tussen Genesis 1:1 en 1:2, zoals de aanhangers van de klooftheorie beweren. Chalmers onderwees dat de opstand van Satan en zijn demonen plaatsvond voordat Adam was geschapen (een "pre-adamitische" opstand). Maar Satans opstand en de locatie ervan (de hof van Eden) wordt in verschillende boeken van de Bijbel besproken, waaronder het boek Ezechiël: "Je leefde in Eden, in de tuin van God, en je was bekleed met een keur van edelstenen: met robijn, topaas en aquamarijn, met turkoois, onyx en jaspis, met saffier, granaat en smaragd, gevat in gouden zettingen. Op de dag dat je geschapen werd lagen ze klaar. Je was een cherub, je vleugels beschermend uitgespreid, je was door mij neergezet op de heilige berg van God, waar je wandelde tussen vurige stenen. Je was onberispelijk in alles wat je deed, vanaf de dag dat je was geschapen tot het moment dat het kwaad vat op je kreeg" (Ezechiël 28:13-15).
Het geloof dat de opstandige Satan vóór "dag zes" op aarde was, is in strijd met de volgende passage: "God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag" (Genesis 1:31). Als God na de zesde dag alles bekeek en als alles toen "zeer goed" was, hoe kan Lucifer dan in opstand zijn gekomen in verzen een en twee? Dat is gewoon onmogelijk omdat de Schriftteksten dan onderling tegenstrijdig zouden zijn. De toestand zou niet "zeer goed" zijn geweest als de zonde al in de hof aanwezig was en Lucifer zijn opstand tegen God al was begonnen. Het idee van een pre-adamitische opstand verbrokkelt al snel wanneer alle Schriftteksten over de val van Lucifer nader worden onderzocht. Omdat er geen pre-adamitische opstand kon plaatsvinden, kunnen Satans handelingen geen verklaring zijn voor het langdurige spektakel van dood en verderf in de wereld in de voorafgaande geologische tijdperken. Dan zou God namelijk verantwoordelijk moeten zijn voor de dood en het lijden in de pre-adamitische wereld, en dat is onmogelijk.
De klooftheorie - Geen ondersteuning in de Schrift
Er zijn al veel oprechte Schriftgeleerden geweest die in de klooftheorie geloofden, maar de theorie heeft talrijke ernstige gebreken. In het algemeen wordt deze theorie niet aanvaard door Schriftgeleerden en wetenschappers. Er is hiervoor geen Schriftuurlijke ondersteuning die de test van gedegen Bijbelse interpretatie kan doorstaan.
Copyright © 2002-2021 AllAboutCreation.org, Alle rechten voorbehouden