Alles Over De Schepping Zonsondergang over groen veld - Alles Over De Schepping Banier

Creationisme en de zondeval

(Read Creationisme en de zondeval, Part 1 First)

Creationisme en de zondeval - Een grens aan onze kennis
Terug naar de vraag: hoe zag Gods schepping er vóór de zondeval uit? Kunnen we daar meer over zeggen dan dat er toen geen lijden, dood, natuurrampen, enzovoorts waren? Hoe functioneerde deze schepping? Op dit punt stuiten we op een grens voor ons kennen. Deze grens is van tweeërlei aard. Allereerst geeft de Bijbel ons geen uitsluitsel over de aard van het leven in het paradijs. In de Bijbel wordt dit goede leven niet in detail beschreven. Ook wordt ons niet uitgelegd door welke fysisch-biologische processen de schepping onder de vloek van de zonde kwam te liggen. Terecht wordt gezegd dat de Bijbel geen handboek van de wetenschap is. De Bijbel doet ons weliswaar betrouwbare, ware mededelingen, maar dit geloofsboek beantwoordt daarmee niet alle natuurwetenschappelijke vragen die wij in onze huidige tijd hebben. Ze vertelt ons de heilsgeschiedenis, en wat daarvoor belangrijk is. Gegevens over de natuur worden daarbij als het ware ‘zijdelings’ en summier meegedeeld. En alleen voor zover die relevant zijn voor die heilsgeschiedenis.

Een tweede grens is dat wij ons geen andere wereld kunnen voorstellen dan die we nu kennen. Daarom schiet ook onze studie van de tegenwoordige natuur te kort. Want van daaruit kunnen we niet terugredeneren naar een heel àndere situatie van vóór de zondeval. Ons beeld van de paradijswereld kan dus nooit volledig zijn. Maar we zouden aan de macht en de heerlijkheid van God tekort doen wanneer we daarom ook menen dat God niet een anders functionerende natuur geschapen kan hebben. Hier past ons grote bescheidenheid. ‘Waar waart gij, toen Ik de aarde grondvestte?’ (Job 38:4). ‘De mens kan het werk van God niet van het begin tot het eind doorgronden’ (Prediker 3:11). God heeft hier een grens aan ons kennen gesteld. De engel die de hof van Eden afsloot heeft ook de mogelijkheden van onderzoek daar voor ons afgesloten!

Overigens, geldt datzelfde ook niet voor de toekomstige aarde, voor ons verheerlijkte onvergankelijke lichaam? Dat wel ons eigen vlees zal zijn, maar toch zodanig veranderd dat het geen pijn, verzwakking en verdriet meer zal kennen. Hoe dat zal zijn ligt ook vér buiten ons voorstellingsvermogen. Wanneer de Korintiërs daarnaar vragen (1 Korintiërs 15:35), noemt Paulus dit ‘dwaas’, en wijst hij op Gods ‘creati’-viteit en almacht, die verder gaan dan ons kennen. Als wij voor de toekomst, het herstel van alle dingen, al niet kunnen begrijpen waar we het over hebben, waarom zouden wij dan denken dat Gods oorspronkelijk goede schepping wel inzichtelijk voor ons zou moeten zijn?


Creationisme en de zondeval - Geen bloedvergieten
Hoewel we dus van de schepping vóór de zondeval geen sluitend beeld kunnen krijgen kan er nog wel, voorzichtig en vragenderwijs, iets meer gezegd worden over de hierboven gestelde vragen: hoe zit het met de roofdieren, met parasieten en dergelijke? En wat te zeggen van kevers, torren, wormen, bladluizen? Werden die nooit platgetrapt in het gras, of meegegeten met bladeren? Bovendien: planten die gegeten worden gaan toch ook dood?

Het Hebreeuwse woord ‘nèfesj’ (ziel) kan ons hier misschien verder brengen. ‘Nèfesj chaijah’ wordt vertaald met levende wezens, hetzij mens of dier (Genesis 1:20–24, Genesis 2:7). Het woord staat voor de adem, het levensbeginsel, van daar uit ook voor “ademend schepsel’. Het wordt daarnaast ook verbonden met gevoelens (haat, honger, dorst, begeerte, liefde). We kunnen dus denken aan leven, dat over een zekere graad van bewustzijn beschikt. Planten hebben zo’n nèfesj niet, daarom gaat het niet om dood in Bijbelse zin wanneer Adam vruchten at. Binnen het dierenrijk kunnen we misschien een verdere indeling maken. In Leviticus 17:11-14 en Genesis 9:4 wordt gezegd: ‘want de ziel (nèfesj) van het vlees is in het bloed’. Dat kan betekenen dat de dieren zonder bloed (bacteriën, insecten, wormen) niet bij de nèfesj-dieren horen. Dit zou kunnen overeenstemmen met Genesis 2:19,20. Daar wordt verteld dat Adam de levende wezens (nèfesj chaija) namen gaf. Hierbij wordt het kruipend gedierte uit Genesis 1:24 niet genoemd. Het is dus mogelijk dat ook het sterven van deze dieren daarom niet als ‘dood’ in Bijbelse zin betiteld hoeft te worden. We zouden kunnen concluderen dat er geen gewelddadige dood was, in het bijzonder geen dood met bloedvergieten. Dieren bestreden en doodden elkaar niet, vergoten geen bloed, waren niet wreed, zoals nu.1


Creationisme en de zondeval - Variabiliteit
Maar de roofdieren dan? Die moeten toch wel in het paradijs aanwezig geweest zijn? De Bijbel vermeldt geen nieuwe scheppingswerken van God na de zondeval. Ten aanzien van deze kwestie zijn er enkele aanzetten tot een voorlopig antwoord. Zo is het goed mogelijk dat ‘roofdierachtige’ lichaamsstructuren voor de zondeval anders gebruikt werden. Deze mogelijkheid is zelfs nu actueel. Denk aan panda’s, sommige piranha’s, vleermuizen, gieren en beren die met hun scherpe tanden, klauwen, spitse en gekromde snavels toch planteneters zijn. Ook van leeuwen is bekend dat ze lange tijd op plantaardig voedsel kunnen leven. Deze voorbeelden suggereren dat dieren die wij nu op grond van gebit en skeletkenmerken tot de carnivoren rekenen in andere natuurlijke omstandigheden als herbivoren konden functioneren. Bovendien kan het zo zijn dat sommige dieren na de zondeval genetisch zijn gedegenereerd. Daardoor zouden bijvoorbeeld virussen, bacteriën en parasieten ziekteverwekkend geworden kunnen zijn – zo zelfs dat ze andere dieren konden doden.

Verder is recent gebleken dat de variabiliteit van planten en dieren bij veranderende milieuomstandigheden heel groot kan zijn. Deze flexibiliteit kan zowel hun lichaamsbouw als hun voedselvoorkeur betreffen. Zo blijkt een spons in zeer korte tijd zich te kunnen specialiseren tot een vleeseter. Een dergelijke dieetspecialisatie, inclusief daarbij optredende veranderingen in de lichaamsbouw, zijn nu ook bekend bij bepaalde vissoorten. Deze variabiliteit2 komt naar voren wanneer dieren aan sterk veranderende omstandigheden worden blootgesteld, zoals temperatuur, luchtdruk, chemische samenstelling van de omgeving. Zo kan bij muizen door chemische prikkels zich een heel ander gebit ontwikkelen, en bij kippen kunnen zich tanden ontwikkelen als er een bepaalde signaalstof in het ei wordt gespoten.

Dit soort snelle veranderingen in de levensstijl en voorkomen hebben niets te maken met macro-evolutie, waarbij het erfelijk materiaal zelf door toeval en tijd zou veranderen tot een grotere complexiteit. Er treden hierbij geen mutaties of veranderingen in het DNA op. Het draait hierbij om het aan- en uitschakelen van bepaalde genen die al in het DNA aanwezig zijn! Deze gedifferentieerde genexpressie suggereert dat God veel latente variatiemogelijkheden heeft ingebouwd in het erfelijk materiaal, als een ingebouwd potentieel om snel te kunnen veranderen als de omstandigheden dat vragen. Na de zondvloed (met zijn grote veranderingen in milieuomstandigheden) en mogelijk ook bij de zondeval zouden dergelijke latente genetische mogelijkheden kunnen zijn geactiveerd. Daardoor zouden veel organismen qua levensstijl en verschijningsvorm kunnen zijn veranderd.


Creationisme en de zondeval - Conclusie
De Bijbelse gegevens over de aard van de schepping in het paradijs en de breuk in de natuur na de zondeval schetsen op zichzelf genomen een duidelijk beeld. God heeft de wereld goed geschapen, zonder natuurrampen, lijden en strijden, sterven en uitsterven. Bij de zondeval werd de aardbodem vervloekt.

Wel blijven er daarbij vragen over. Hoe zag Gods goede schepping er uit? Wat veranderde er allemaal bij de zondeval? Twee uitgangspunten zijn bij het denken hierover voor mij van belang. Allereerst het besef dat bij deze en dergelijke oorsprongsvragen er duidelijke grenzen aan ons kennen zijn gesteld. De Bijbel vertelt ons er slechts summier over, en voor ons onderzoek en onze ervaring zijn ze niet toegankelijk. Daarnaast, dat ik bij het zoekend formuleren van voorlopige antwoorden op oorsprongsvragen uitga van de historiciteit van Gods goede schepping en de zondeval met haar unieke gevolgen, zoals de Bijbel ons die schetst. Kortom, Genesis lees ik als een betrouwbaar, historisch verslag van Gods grote en machtige scheppingswerken, misschien op poëtische wijze bezongen – maar daarom niet minder feitelijk. Een werk dat ons verstand te boven gaat, waarvoor we Hem alleen zingend kunnen loven en danken.

Deze conclusie heeft consequenties voor onze houding tegenover de wetenschap. Daarover zal het derde artikel gaan. De eerste consequentie is dat het gangbare wereldbeeld van de evolutietheorie, met haar grote ouderdom van de aarde en haar evolutionaire ontwikkeling van alle levensvormen, afgewezen moet worden. Kan dat? Of negeren we dan klaarblijkelijke en bewezen feiten? De tweede is, dat er voor orthodoxe christenen die willen vasthouden aan de Bijbelse waarheden van een goede schepping, de zondeval en een wereldwijde zondvloed, een flinke uitdaging ligt. Namelijk om te laten zien hoe de aardlagen met hun fossielinhoud zijn ontstaan binnen de korte Bijbelse chronologie, namelijk in de tijd na de zondeval.


Leer meer over creationisme en wetenschap!

[1] Batten D, Hrsg., K. Ham, J. Sarfati, C. Wieland, Fragen an den Anfang, Die Logik der Schöpfung, 2004. Christliche Literatur-Verbreitung e.V. Bielefeld.

[2] Deze variabiliteit wordt gedifferentieerde genexpressie genoemd. Dit is het nieuwe paradigma in de biologie. Zie o.a. het werk van (de niet-creationistische) M.W. Kirschner en J.C Gerhart, The Plausibility of Life: Resolving Darwin's Dilemma (2005). De creationist Wood beschrijft hoe door allerlei vormen van gedifferentieerde genexpressie er na de zondvloed snelle soortvorming binnen basisgroepen (baramins) kan hebben plaatsgevonden.

Copyright © 2002-2021 AllAboutCreation.org, Alle rechten voorbehouden